straffe verhalen

De oorsprong en vroege geschiedenis van de Palio binnen en buiten Siena (5)

DEEL  V – Het Geslacht Gonzaga van Mantua en de Palio

Tussen 1465 en 1474 schilderde de grote  Andrea Mantegna  (1431-1506) in het Castello di San Giorgio in Mantua de zogenaamde “Camera degli Sposi“, één der wonderen van de Renaissance- schilderkunst, voor markies Ludovico II. In de kamer worden belangrijke gebeurtenissen afgebeeld van de regerende Gonzaga familie. Links van de deur schilderde hij een fresco met een schitterende corsiero of renpaard.

Andrea Mantegna  –   Corsiero of renpaard van markies Lodovico II Gonzaga  , detail van een fresco in de Camera degli Sposi in het Castello di San Giorgio in Mantua ,  1465-1474 , fresco

Geen geslacht was zo geobsedeerd door de Palio en renpaarden als de Gonzaga van Mantua. We hebben reeds gewezen op de rel tussen Cesare Borgia en markies Francesco Gonzaga, tussen de Baglioni van Perugia en de Gonzaga, en we zullen later dieper ingaan op de deelname van hertog Federico II aan de Palio van Firenze.

Mantegna zelf was reeds een groot paardenschilder nog voor hij in dienst trad van de Gonzaga in 1460. In zijn fresco van de Marteldood van de heilige Jacobus  van omstreeks 1452 in de Ovetari-kapel van de Eremitanikerk van Padua schilderde hij twee indrukwekkende paarden in voor- en achteraanzicht. Tussen 1482 en 1494  schilderde hij opnieuw zeer geslaagde paarden in enkele van zijn acht grote doeken met de Triomf van Caesar, nu bewaard in Hampton Court nabij Londen, maar uitgevoerd in opdracht van markies Francesco II.

Mantegna sprak ook in Paliotaal. In 1489-1490 had de markies  Mantegna uitgeleend aan paus Innocentius VIII om in het Vaticaan een kapel te voorzien van fresco’s met het Leven van Johannes de Doper. Mantegna hield de markies op de hoogte van zijn vooruitgang via brieven, en op 15 juni 1489 schreef hij dat erg zijn best moest doen want er liepen in Rome veel kenners rond, maar “Et cosi como li barbari el primo ha el palio, ad me bisogna haverlo in ultimo, se addio piacera“, “en zoals bij de barberi het eerste paard de Palio heeft, moet ik hem op het einde hebben, als het God behaagt”.

Iedereen in Mantua scheen Paliotaal te spreken. Op 6 juli 1495 versloeg een Italiaans coalitieleger onder leiding van markies Francesco het Franse koninklijke leger nabij Fornovo. Althans dat was de officiële Italiaanse versie. Hoe dan ook, de Fransen gingen terug naar huis en het werd als een grote overwinning ervaren. Onmiddellijk gaf de markies opdracht aan Mantegna een altaarstuk te schilderen met hem geknield voor de Madonna en omringd door beschermheiligen, en bestemd voor de kerk van Santa Maria della Vittoria in Mantua. Reeds op 20 augustus herinnert Girolamo Redini, pastoor van de kerk, de markies er aan dat hij beloofd heeft de eerstvolgende gewonnen Palio te zullen schenken aan zijn kerk. Er is één probleem : het toppaard is ziek maar de markies zelf schijnt de verzorging helemaal op zich genomen te hebben, alsof er geen Franse dreiging meer is.

Uit archieven blijkt dat Francesco op het einde van 15de en het begin van de 16de eeuw  tot 200 ras- en racepaarden hadden staan in elk van zijn scuderie  of paardenlandgoederen in de buurt van Mantova : Governolo, Gonzaga, Pietole, Sermide, Marmirolo, enz …. In deze laatste villa hadden hij  een niet meer bestaande kamer van 8 meter op 14 meter laten decoreren met zes levensgrote portretten van paarden. Van twee kennen we zelfs de namen : Turca en Disperato.  In de villa van het gehucht Gonzaga had hij in 1495 een andere kamer gepland met fresco’s van zijn paarden.

Uit de archieven blijkt ook dat er in Italië weinig namen van winnende paarden bekend waren. Zelfs in Siena waren de meeste paarden tot 1930 alleen maar gekend onder de naam van hun kleur. Winnaars kregen gemakkelijker een naam. Niet zo bij de Gonzaga. Tussen 1485 en 1518  domineerden zij de meeste Palio’s van Italië met paarden die een naam hadden : Pisanello, Putino, Renegato, Capriana en Falcone  waren overal de favorieten.

Het was een in het Italië van de Renaissance zeer verspreid  verschijnsel dat vorsten, en vooral de Gonzaga, een netwerk hadden opgebouwd van internationale talentscouts die potentiële toppaarden gingen zoeken en opkochten aan de kusten van Noord-Afrika en in Turkije. Te vergeleken met de vele talentscouts die Europa afschuimen naar jong voetbaltalent.

De Gonzaga waren  niet de enigen die in Noord-Afrika opereerden. In 1460 kocht de gevreesde condottiere of huurlingengeneraal  Sigismondo Malatesta  uit Rimini Arabische paarden. De rijke Florentijnse handelaar Costanzo Landucci  importeerde op het einde van de 15de eeuw twee Arabische barberi en één ervan, Draghetto, won liefst 20 Palio’s. Nadat Draghetto de Palio di San Vittorio van Firenze had gewonnen, verkocht Landucci zijn Palio voor 40 florijnen aan het stadsbestuur van Arezzo waarna Draghetto dan maar de Palio van Arezzo won en dezelfde Palio terug binnenhaalde. Later meer over het materiaal en gebruik en herbruiken van Palio’s.

Francesco II Gonzaga was een condottiere of huurlingengeneraal en in die capaciteit de oppervelhebber van het Venetiaanse leger. Hij werd ten zeerste gewaardeerd want in 1492, jaar van de twee incidentrijke Palio’s van Firenze en van Siena, schreef Agostino Barbarigo, doge van Venetië, een brief aan Geronimo Marcello, Venetiaans ambassadeur bij de sultan van Constantinopel, met het verzoek alle hulp te bieden aan  Alessio Beccaguto, gezant van Francesco in Istanboel en op zoektocht naar zeer goede Turkse paarden. Op 20 september stuurde Beccaguto een brief aan Francesco dat zijn scouting succesrijk was verlopen en dat hij veel goede paarden had gevonden in Constantinopel en ook in de Vallonazone van Albanië.

Giovanni Cristoforo Romano,  Francesco Gonzaga, 1498, terracotta buste, Mantua, Palazzo ducale

Het was de grote verdienste van de Gonzaga dat zij het paardenfokken ingrijpend vernieuwd hebben met een bijna moderne selectiemetode. Zij kruisten Oost-Arabische paarden, toen ook Turco genoemd, die klein en snel en wendbaar waren met een zekere uithouding , met grotere en stevigere en redelijk snelle Barberi of Barbarijse paarden en creëerden een paard dat snelle beweeglijkheid koppelde aan stevige weerstand. Deze kruising van paarden werd omschreven als “raza della casa” of het typische ras van het huis. Deze paarden namen deel aan de Palio, tesamen met “barberi naturali” of  zuivere Barbarijse renpaarden en de “Turchi” uit het Ottomaanse rijk. Specialisten vermoeden ook dat er nog een andere kruising moet geweest zijn met zogenaamde “Ginetes“, op hun beurt reeds een kruising van Spaanse en Barbarijse paarden. Men weet ook met zekerheid dat er Ierse paarden in Mantua waren.  Merk op dat niet alleen corsieri of renpaarden werden gefokt, maar ook parade-, trek- en werkpaarden.

In 1572 beschreef Claudio Corte de Barberi als “van goede instelling, met een zeldzaam verstand, licht en zeer snel, zeer gemakkelijk te berijden. Zij lijken delicaat en hebben veel weerstand tegen vermoeidheid”.

De Gonzaga legden geheimhouding op aan hun medewerkers maar dat lukte natuurlijk niet. Waar Francesco verscheen op Palio’s werd hij door het volk begroet met de kreet “Ecco il Turco ” of “Daar is de Turk”, wat toevallig ook de bijnaam was van zijn grootvader, markies Lodovico II.

Ook in Siena probeerden men Arabieren. In de Palio van Hemelvaart 1494 in Siena nam Turco di Siena, gekweekt in Siena maar eigendom van de Gonzaga, het op tegen L’ Armellino en Il Guerzo van de Florentijnse Medici.

De paarden werden getraind door barbarescatori, bewaakt en verzorgd door marescalchi, smeden die ook als dierenarts fungeerden, en bereden door fantini of kleine ruiters, vaak kinderen van 10 jaar.

Sommige namen van de mantovaanse ruiters zijn bewaard zoals “Ranocchio de fico maturo” of Kikker van de rijpe vijg, wat doet denken aan een scharminkel dat zich volpropte met vijgen, en  “Fiasco” of fles en  “Zampogna” of doedelzak, wat niet aan atleten doet denken, en “Partivai” of “Start en Weg” en ” Se arà onore arà il Palio” of  “Als hij eergevoel heeft, heeft hij de Palio”.

Francesco II Gonzaga (1466-1519) gaf in 1500 opdracht een gedenkboek te maken over de overwinningen van zijn paarden in de vorm van een manuscript van 42 bladzijden, geïllustreerd door Lauro Padovano, een vooraanstaande Venetiaanse miniaturist, met lofdichten van Filippo Lapacini, en voltooid in 1518 : “Libro dei Palii vinti da Francesco Gonzaga“. Op het titelblad stond Daino Sauro die zopas de Palio’s had gewonnen van Firenze en Ferrara en de Palio di San Leonardo van Mantua zelf. Op elk volgend blad stond een ander winnend paard afgebeeld met de naam erbij en binnen een vergulde omlijsting. Ook hier werd een onderscheid gemaakt tussen zelf gefokte paarden zoals Renegoto, L’ Armellino, Mozone en L’Orso, omschreven als “raza nostra” of ons ras, en anderzijds geïmporteerde Barberi of Barbarijse paarden uit Noord-Afrika, klein en met fijne poten, zoals  Milanese, Putino en L’ Arabo Barbaro. In totaal  werden 34 paarden afgebeeld die tussen 1499 en 1518  liefst 196 Palio’s hadden gewonnen. Geen volledige inventaris : de Gonzaga hadden er  in die periode  300 gewonnen.

L’Armelino de la Raza uit Libro dei Palii vinti  da Francesco Gonzaga   , manuscript met 42 bladzijden van 1500 – 1518 met miniaturen van Lauro Padovano en gedichten van Filippo Lapicini

Tussen 1524 en 1534 liet Federico II  (1500-1540), de zoon van Francesco, markies en in 1530 hertog gemaakt door keizer Karel, een reusachtig en zeer excentriek lusthof bouwen aan de rand van de stad  door de gerenomeerde architect en schilder Giulio Romano : het Palazzo del Tè. De balzaal, grootste ruimte van het paleis, noemt men ook de Sala Grande dei Cavalli of Grote Zaal der Paarden. Op de muren schilderde diezelfde Giulio Romano tussen 1526 en 1528  fresco’s met o.a. levensgrote portretten van de zes favoriete renpaarden van de hertog : op de zuidwand de grijze Morel Favorito, overleden op 19 oktober 1524 maar niet vergeten, en op de noordwand de bruine Dario. Hun namen staan vermeld op de fresco. Men kent de namen van twee andere afgebeelde paarden : Glorioso en Battaglia. Alle paarden zijn afgebeeld als vorsten of antieke helden :  tussen reusachtige pilasters voor een prachtig landschap. Federico had de excentrieke gewoonte de staarten van zijn renpaarden te behandelen met een rode vegetale substantie, alcanna of archena d’ Oriente genoemd, namelijk hennep. Dit was een symbool van weelde en rijkdom, macht en kracht.

Tiziano – Francesco II  Gonzaga, 1529, Madrid, Prado
Mantova Palazzo del Te : sala dei cavalli
Giulio Romano – Morel Favorito, detail van de fresco’s in de Sala Grande dei Cavalli, 1526-1528, Palazzo del Tè in Mantua
Giulio Romano – Dario, detail van de fresco’s in de Sala Grande dei Cavalli, 1526-1528, Palazzo del Tè in Mantua

Dezelfde Federico stuurde in 1532 Argentino, een uitgelezen dekhengst en enkele Barbarijse merries naar de beruchte koning Hendrik VIII van Engeland, die een fokkerij wilde opstarten en zou   hiermee aan de basis gelegen hebben van het fokken van Engelse volbloeden. Markies Francesco II, Federico’s vader, had in 1514 koning Hendrik VIII reeds Altobello, Castano, Governatore en Saltasbarra, vier tophengsten, toegestuurd, die de Engelse vorst in alle staten hadden gebracht door hun schoonheid, snelheid en bravura  in vergelijking met de trage Schotse paarden van het Engelse hof.

Met dank aan Jan Gilliams (brucaiolo met 58 palii in Piazza op de teller) voor tekst en opzoekingswerk.